Handen en voeten

Donderdag 25, vrijdag 26, zaterdag 27 en zondag 28.

Het is bijna 04.30 in de nacht/ochtend. Een halve maan werpt haar licht over de golven.
We varen tussen IJsland en Groenland midden op de oceaan.
Het zeewater is niet al te wild, ik kan dit berichtje tikken zonder het toetsenbord onder mijn handen te zien doorglijden. Het is het mooiste moment van de dag. Ik ben echt helemaal alleen, die andere twee liggen te snurken terwijl ik m’n wacht loop. In geen 150 zeemijl om ons heen een schip te bekennen op de radar. Alleen een verdwaalde meeuw schrikt op als hij ruw verstoord in zijn nachtrust drijvend op het water omhoog vliegt om even verderop zijn slaap op de golven te hervatten. Aan de oostelijke horizon gloort voorzichtig het ontwaken van de dag. Over 2 dagen zitten we tussen de Inuit en, om de ijsberen af te schrikken, de blaffende honden.
Ik ben bezig mijn dagelijkse blog te schrijven….
Gisteren rond 13.00 uur hebben we Reykjavik achter ons gelaten. Naar Groenland is het een tocht van 4 etmalen over ruim 600 zeemijlen.
Als je midden op de oceaan vaart raak je alle besef van tijd kwijt. Natuurlijk kan het weer verschillen, maar voor de rest is alles hetzelfde. Om te weten welke dag het is moet je op je smartphone of tablet kijken. Het is zondag de 27e rond 14.00 uur als een van ons de eerste licht blauwe contouren van de bergen, afgewisseld door de witgrijze vlakken van de sneeuw en de gletsjers imposant uit de zee zien oprijzen. Groenland, het bijna mythische eiland van de Inuit. Het grootste ter wereld, op Australie na, maar dat is een continent. Bij het naderen van de kust ontdekken we de eerste ijsbergen, ze zijn er dus wel. We zullen er nog vele tegenkomen, massief, groot en grillig of elegant en klein van vorm. Bij Christiand Sund, een verlaten Deens weerstation met een klein haventje, varen we het gelijknamige kanaal in, wat feitelijk een doorlopend fjord is dat een aantal eilanden scheidt van het vasteland. Het landschap is adembenemend. Natuurlijk, er zijn meer plekken met fjorden,
maar hier is na het voorbijvaren van het onbemande weerstation geen mast, huis of hut, weg of mens te bekennen. Alleen de onvermijdelijke meeuwen blijven ons begeleiden. IJsschotsen, kleine ijsbergen en drijfijs markeren de plekken waar de gletsjers tot aan het water rijken. De kleine, rond afgesmolten wit met azuurblauwe gekleurde ijsbergen zijn prachtig van vorm. De natuur is een kunstenaar. Achter elke bocht in het fjord een nieuw, dan weer door de wind een gepolijst bergen landschap, dan weer door erosie en gletsjers geteisterde rots formaties.
In de late namiddag zon varen we naar Aapilatoq, een kleine Inuit nederzetting met een, naar later blijkt door bergen en rotsen beschutte natuurlijke haven. Bij aankomst worden we begroet door een paar zwijgzame maar nieuwsgierige en vriendelijke mannen. Communicatie gaat moeizaam, maar met handen en voeten en een paar engelse woorden wordt duidelijk dat we aan de kade kunnen blijven liggen. Later zal blijken dat de inwoners wel Deens praten, maar dat kunnen wij dan weer niet. Het dorpje met haar kleurige maar afgebladderde houten huisjes ligt er verlaten bij. De enige manier om het te bereiken is over water of met een helikopter. Wel zijn er allerlei voorzieningen als elektriciteit en straat verlichting, op een hoger gelegen rots is er een satelliet  zendinstallatie met helikopter platform. Bij de haven, vol gelegen met kleine (vissers) bootjes, een visverwerkings fabriekje. We lopen het dorpje rond met haar tientallen huisjes, waarvan een aantal verlaten, een kerkje en een
gemeenschapshuis. De straten bestaan uit niet geplaveide rotsweggetjes. Een aantal shovels aan de kant, een weggetje is afgesloten wegens graafwerkzaamheden. Het is zondagavond, iedereen zit thuis, veel is er niet te beleven. Wij gaan eten, de lucht koelt af, de nacht is helder, de ochtendstond wacht.

Please follow and like us:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *